40 Years in Football – Ivan Sharpe

Korte inhoud

In beknopte hoofstukken gaat Ivan Sharpe in op zijn belevenissen als voetballer en later voetbalreporter. Het door hem gepresenteerde materiaal is anecdotisch, met veel herinneringen aan vroeger tijden. Logischerwijs behandelt hij voornamelijk het Britse voetbal, maar hij maakt ook uitstapjes over de grens, met als hoogtepunt een verslag van de ontmoetingen die hij had met Italiaans dictator Benito Mussolini.

Zijn relaas van de beginjaren van het Engelse profvoetbal zijn vertederend, nostalgisch, maar ook vervreemdend, want voor hoeveel moderne lezers zullen de namen uit het begin van de 20e eeuw bekend voorkomen, hoe illuster ook? Niettemin is zijn geschiedschrijving belangwekkend te noemen, want Sharpe heeft alles uit eerste hand meegemaakt: amateurvoetbal, profvoetbal, interlands, de opening van Wembley (met de chaotische eerste FA Cup Final), de opkomst van het voetbal als kijksport, wereldkampioenschappen, noem maar op. Zo maakte hij zelf deel uit van het Engelse voetbalelftal dat op de Olympische Spelen in Stockholm (1912) de gouden medaille won. En al is het boek erg op Albion gericht, hij schrikt er niet voor terug kritiek te leveren op het Britse voetbal, dat volgens hem te zeer was blijven steken in oude patronen, waar het buitenlandse spel (met name in continentaal Europa en Zuid-Amerika) veel vooruitstrevender is. Sharpe maakte in dit boek de eerste nederlaag op Engelse grond van een Engels nationaal elftal niet mee (1 jaar na verschijnen zou het roemruchte Hongaarse elftal Engeland op Wembley verslaan) maar hij voorspelde het wel.

Het Britse voetbalelftal op de Olympische Spelen van 1912

Het Britse voetbalelftal op de Olympische Spelen van 1912; Sharpe staat helemaal rechts

Waarde voor de scheidsrechter

Op zich heeft dit boek weinig waarde voor de actieve arbiter, die er voor de praktijk weinig uit zal leren. Toch bevat dit boek een aantal juweeltjes voor iemand die geïnteresseerd is in de gescheidenis van de arbitrage en de spelregels. Zo is er een heel hoofdstuk besteed aan de invoering, in 1924-5, van de nieuwe buitenspelregel. Voorheen was het zo dat je buitenspel stond als je ten minste twee verdedigers voor je had. In 1925 werd dat veranderd naar een verdediger. Dat leverde dolle taferelen op, met vreemde uitslagen omdat velen niet wisten waar ze aan toe waren. Dit leidde indirect tot het Zwitserse grendelsysteem en het stopperspil-systeem, volgens Sharpe een kwalitatieve achteruitgang van het voetbal. Sharpe verhaalt van de experimenten die er zijn geweest met andere soorten buitenspel. Bijvoorbeeld dat er een gebied was afgebakend waarin men buitenspel kon staan met twee verdedigers voor zich, zoals in de oude regel. Dit idee is ook door latere experts nog geregeld geopperd.

Verder is Sharpe uitermate geamuseerd door de capriolen van buitenlandse scheidsrechters, die in zijn ogen weinig goeds in de mars hebben: “Continental refereeing was, is, and apparently will always be, a menace.” [Scheidsrechters op het continent zijn qua niveau altijd om te huilen geweest en zullen dat waarrschijnlijk altijd wel blijven.] Ook de volksdrift van de Latijns-Amerikanen kan hem weinig bekoren. Zo vertelt hij dat niet lang geleden een Argentijnse leidsman maar ternauwernood aan een menigte was ontkomen die hem wilde lynchen.

Verder wijst Sharpe op zaken die hem irriteren in de spelregels. Zo vindt hij de kwartcirkel bij de cornervlag te klein om een effectieve hoekschop te kunnen nemen (kennelijk hadden de velden destijds minder uitloop dan nu). Daarbij is de terugspeelbal op de keeper hem een doorn in het oog. Pas zo’n 40 jaar na verschijnen is die wens uitgekomen… Hij is tevens groot voorstander van een systeem met twee scheidsrechters en doellijnrechters, die in de gaten houden wanneer de bal de achterlijn dan wel doellijn is gepasseerd. Ook hier loopt hij zijn tijd ver vooruit. Hij beseft wel dat zo’n doellijnrechter meestal werkeloos zal toezien, reden waarom hij liever een wedstrijd ziet worden geleid door twee scheidsrechters die ieder een helft voor hun rekening nemen. Omdat zij dan minder hoeven te lopen en derhalve ook de achter-/doellijn kunnen bewaken, zullen incidenten (bal wel of niet over de lijn?) volgens hem minder voorkomen. Het systeem is in de jaren 1930 getest, ook in het buitenland, en de voordelen spraken voor zich. Dat gaat niet alleen om bovengenoemde zaken, maar ook het feit dat een scheidsrechter minder snel vermoeid zal raken en dus betere beslissingen zal kunnen blijven nemen, sprak Sharpe aan. Bovendien, zo zegt hij, kan daardoor een scheidsrechter langer blijven fluiten, want waarom moeten zij hun loopbaan beëindigen juist als zij de meeste ervaring hebben?

Een ander leuk weetje dat uit dit boek naar voren komt, is het feit dat de puntentelling (twee punten bij winst, puntendeling bij remise) destijds is voorgesteld door de Engelse pers, en dan praten we over 1888…

Een van de slothoofdstukken in het boek gaat geheel over arbitrage en dan in het bijzonder vreemde voorvallen. Zoals het voorval op de Nederlandse Antillen, waar een team, gepikeerd door een penalty-beslissing in hun nadeel, met z’n allen de doellijn bezette, zodat de penalty onmogelijk genomen kon worden. De arbiter van dienst kon niet anders dan de match staken…

Slotoordeel

Een amusant boek, vol leuke anecdotes, die echter de hedendaagse lezer – die waarschijnlijk niet op de hoogte is van het voetbal een eeuw geleden – weinig zullen zeggen. Op scheidsrechtergebied bevat het een paar leuke weetjes en feitjes, en ook voorspellingen die later bewaarheid zijn geworden, maar praktisch nut hebben deze niet.

 

Titel 40 Years in Football
Auteur Ivan Sharpe
Jaar 1954
Blz 224
Uitgever The Sportsman Book Club
3 / 5     

Geef een reactie