Dit artikel is eerder verschenen in het nulnummer van Staantribune, een Nederlands blad over voetbalcultuur. Het is hier met toestemming herplaatst.
Nationaal elftal Eritrea voetbalt nu in Gorinchem
Tekst: Herman Joustra
Foto’s: Thijs Brouwers
Het is een frisse herfstavond in Gorinchem. De zon gaat bijna onder en schildert tussen de wolken door nog net een paar gouden straaltjes op het donkere wegdek van de Kleine Schelluinsekade, zo’n oer-Hollandse kaarsrechte weg langs een smalle vaart met een paar boompjes en een molen. Met een beetje Afrika. Daar komt Samuel ‘Sami’ Alazar aangefietst, doelman en voormalig Eritrees international. Voetbalkloffie en hagelwitte Nikes al aan voor de training.
Hij stopt voor het hek van sportpark Molenvliet, thuishaven van SVW (Steeds Vooruit Wilhemina), en blijft nog even zitten op zijn fiets, een degelijke U2 Cortina. Hij is de eerste, het hek zit nog dicht. Hij pakt zijn mobieltje om contact te zoeken met zijn ploeggenoten van het Dutch Soccer Team Eritrea, de nieuwe naam van het voormalige nationale team van het Oost-Afrikaanse land, dat
nu bij SVW mag trainen. Lang hoeft hij niet te wachten: nog geen minuut later komt collega-doelman Daniel Goitom aangefietst,
de keepershandschoenen onder de snelbinders. En daar is Aman Habteslus op zijn Multicycle. “Mooie fiets hè? Iedereen van het team heeft er eentje gekregen van de burgemeester.”
Een mooie geste van de burgervader van het Zuid-Hollandse stadje waar de nationale selectie van Eritrea in mei van dit jaar neerstreek. Zestien man in totaal, plus nog een verzorger en een zus van een
van de spelers verruilden de palmen van Asmara voor de iepen van Gorinchem. De groep vluchtte in december 2012 tijdens een toernooi in Oeganda en trok later verder naar Roemenië, op zoek naar een beter leven. Uiteindelijk was het Nederland dat ze de reddingsboei toewierp en ze politiek asiel verleende, zonder uitgebreide proce- dures. Een kwestie van enorm veel geluk hebben. De staat doet dat elk jaar voor slechts vijfho
nderd asielzoekers, in samenspraak met de UNCHR, het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties.
Over de politiek in hun land en over hun motieven om te vluchten willen ze niet praten, onder geen beding. Omdat het Eritrese consulaat in Den Haag ze vast nauwlettend in de gaten houdt, zeggen ze, en omdat ze nog familie in Eritrea hebben wonen. Maar verder kletsen ze vrolijk over van alles en nog wat. Over de injera, een soort pannenkoek belegd met groenten, kruiden en meestal vlees, dé nationale dis van Eritrea die ze net thuis hebben bereid. Over het lekkerste eten in Nederland (“shoarma, heerlijk”), over de Nederlandse taal (“heel moeilijk”), over de kou, maar vooral over hun voetbalgeschiedenis die zo’n verrassende wending nam.
Ooit waren het profvoetballers in Eritrea, ook al voetbalden ze voor een habbekrats, nu zijn het onbezoldigde amateurvoetballers in Gorinchem, zonder winstpremies, met een bijstandsuitkering. Dan ben je wel blij met een fiets. “Natuurlijk”, lacht Habteslus. “Maar het verschil is minder groot dan je denkt, hoor. Ook in Eritrea gingen we vaak op de fiets naar de training en maar af en toe met de auto.”
Nederland, het land met fietsles voor allochtonen? Kan zijn, maar niet voor Eritreeërs. Voor deze heren geen gemeentelijke coach die ze de fijne kneepjes van het fietsen hoeft bij te brengen. Eritrea was ruim vijftig jaar lang een kolonie van Italië, van 1885 tot 1941. Nu drinken de Eritreeërs met smaak een cappuccino, eten zo nu en dan een pizza en zijn dol op wielrennen.
“Ja, daar zijn ze maar wat blij mee, met die fietsen”, zegt begeleider Sjaak Pellikaan, terwijl hij een paar witte, plastic tuinstoeltjes naast het hoofdveld neervlijt om naar de training te kijken. “En met de shirts en schoenen die ze van een sponsor hebben gekregen ook.” Pellikaan is wijkagent in Gorinchem en heeft zich van meet af aan om het lot van de Eritrese voetballers bekommerd. “Ze kwamen met bijna niks naar Nederland en het is nog steeds zwaar voor ze. Met het kledinggeld erbij moeten ze rondkomen van een paar tientjes per week. Dan kunnen ze een beetje hulp en begeleiding best wel gebruiken.”
Samen met trainer Robertino Lotto heeft Pellikaan het team nu al een half jaar onder zijn hoede. “Robertino was technisch coördinator bij SVW, maar was op dat moment geen trainer. Dus ik zeg voor de gein tegen hem: ‘Joh, je kunt nu bondscoach worden.’ Dat zag hij wel zitten. We hadden alleen geen idee van hun niveau. Was het eerste klasse, tweede klasse? Nou, onze mond viel open van verbazing. Van de snelheid waarmee ze de bal rond speelden, van de combinatievormen. We zagen het gelijk: dit niveau hadden we nog nooit getraind. Robertino schatte het meteen in op minimaal hoofdklasseniveau. Maar ja, het was een training. Het was de vraag hoe ze zich zouden houden als ze een paar stevige Nederlanders met harige benen op het veld zouden tegenkomen. Inmiddels hebben we al iets van achttien wedstrijden gespeeld en het gaat heel goed. We winnen van Jong Sparta, we verliezen nipt van Jong RKC, net als tegen Jong Willem II, terwijl we de ene kans na de andere kregen. Maar ja, we hebben niet echt een goede spits.” Lachend: “Die is vanuit Oeganda wél weer teruggegaan naar Eritrea.”
Inmiddels is het donker en de training is in volle gang. De halfvolle maan hangt als een glanzende oorbel boven het glinsterende kunstgras. “Ik heb liever gewoon gras”, zegt Hermon Tecleab. “De bal stuit dan anders, glijdt dan anders. Prettiger. Maar wij zijn het kunstgras wel gewend, hoor. Ook in Eritrea speelden we daar soms op.”
Dat was dan in het Cicero Stadium in de hoofdstad Asmara, waar de clubs Red Sea FC, Adulis, Hintsa en Edaga Hamus hun thuiswedstrijden plegen te spelen, net als de nationale ploeg. Spelmaker Tecleab werd in Eritrea bewierookt om zijn techniek en inzicht, maar zal door zijn vlucht waarschijnlijk nooit meer een interland spelen. Nu hoopt hij stilletjes op een carrière in Nederland. “Ja, natuurlijk wil ik dat, ik ben een professional. Ik leef voor het voetbal.”
Net zoals al zijn ploeggenoten. Ze hollen en draven als bezetenen over het veld en nemen in hoog tempo de beide doelmannen onder vuur, Alazar en Goitom, die op hun beurt lachend en schreeuwend van plezier van bovenhoek naar bovenhoek zweven. Lotto kijkt stralend toe. “Ik vind het een genot om met ze te werken. Er valt geen onvertogen woord, er wordt nooit op elkaar gescholden, het is een grote vriendengroep. Op het veld en daarbuiten. We trainen nu vier keer per week, maar het liefst zouden ze elke dag willen. En als ik het na twee uur trainen wel welletjes vind, willen ze ook nog door. Ze barsten van de energie. Op een positieve manier. En ze voetballen ook nog eens hartstikke goed.”
Zoiets valt natuurlijk op, merkte Pellikaan meteen al. ‘’Na de eerste wedstrijd kwam tegenstander Kozakken Boys, een topklasser, met een lijst van vier namen van jongens die ze wel wilden inlijven. Ook Hermon. Dat hebben we toen afgehouden, maar inmiddels denken we er anders over. Dat er jongens weggaan hou je niet tegen, niet met dit niveau. Ik denk ook dat het elftal over een paar maanden uit elkaar gaat vallen.”
Zo zou eredivisionist Willem II, tegen wiens beloften het Dutch Soccer Team Eritrea laatst indruk maakte ondanks een nederlaag (1-2), ook al voorzichtig naar Tecleab hebben geïnformeerd. “Dat niveau kan hij ook zeker aan”, stelt Pellikaan onomwonden. “Hij en nog misschien een paar van deze ploeg. Die kunnen volgens mij bij een club onderin de Eredivisie meedraaien, of de top van de Jupiler League.”
Dat is toekomstmuziek, zover is het nog niet. Daarom zouden de voetballers het liefst hun vaardigheden vertonen in een amateurcompetitie op niveau. Maar ook dat zit er niet in. Pellikaan: “We zouden hier wel een zondagtak willen beginnen, want die heeft de club nog niet. Normaal zou je dan moeten beginnen in de vijfde klasse, maar dat is geen niveau voor ze. Via de club, SVW, hebben we de KNVB gevraagd of ze misschien dispensatie konden krijgen. Of ze in de eerste of tweede klasse konden beginnen. Maar dat wees de bond af. Nou, dan zou het dus drie, vier jaar duren voor we een beetje op niveau zouden spelen. Het alternatief om het team bij de beloften in te delen, werd ook afgewezen.”
Dus moeten ze het voorlopig doen met vriendschappelijke wedstrijden. Eritrea tegen Kozakken Boys, Wateringse Veld en Smitshoek. Dat zijn en blijven natuurlijk bizarre, onwerkelijke affiches, uit nood geboren.
“Toch heeft ook dat een voordeel”, zegt Pellikaan. “Zo hebben ze meer de tijd om te wennen aan Gorinchem, aan het leven in Nederland.”
Dat is geen sinecure, bekennen de spelers, die druk bezig zijn met inburgeren. Ze wonen in gewone huizen, in een gewone Gorinchemse straat, tussen de Gorinchemmers, krijgen elke dag Nederlandse les, hebben op schommels en wipkippen gezeten, maar komen zo nu en dan toch voor verrassingen te staan. Vraag dat maar aan Alazar. Voor hij het wist had hij een bekeuring te pakken, omdat hij midden op de Blaak in Rotterdam tegen een boom had staan plassen. Pellikaan: “Die bekeuring heb ik toen maar betaald. Ik bedoel, hoe kan zo’n knul nou 140 euro ophoesten?”
Een lange lijst van vluchtenden
Jonathan Moremi, blogger, schrijver en journalist voor onder andere Daily News Egypt, lepelt in een artikel op zijn blog Words & Swords een treurig lijstje op van gevluchte Eritrese voetballers. Vier spelers in 2006, eenentwintig in 2007, negen in 2008, twaalf in 2009, dertien in 2010, zestien in 2012 en tien in 2013. Dat zijn 85 spelers in acht jaar tijd. De meesten van hen zijn verdwenen na wedstrijden voor de CECAFA Cup, een toernooi voor landen uit Oost- en Centraal Afrika, met een wisselende gastheer. De Eritrese regering heeft – vooralsnog zonder succes – geprobeerd het tij te keren, onder meer door de invoering van een borgsom van ongeveer 6500 dollar die spelers moeten betalen voor ze kunnen deelnemen aan buitenlandse wedstrijden of toernooien. “Het lijdt geen twijfel dat de slanke, goed getrainde voetballers van Eritrea hard kunnen lopen. Helaas voor de president en zijn regime van onderdrukking lopen de meesten van hen – in zijn ogen tenminste – de verkeerde kant op”, schampert Moremi. |
Flink salaris
Mocht hun droom om in Nederland betaald voetbal te spelen werkelijkheid worden, dan kunnen de spelers van het Dutch Soccer Team Eritrea een riant salaris tegemoetzien. Dat is het directe gevolg van de salarismaatregel die de overheid in 1996 invoerde, met als doel de instroom van goedkopere voetballers van buiten de EU in te perken en zo de arbeidspositie van voetballers binnen de EU te beschermen. Elke club in het betaald voetbal die een speler ouder dan twintig jaar van buiten de EU wil contracteren, dient hem minimaal anderhalf keer het gemiddelde jaarsalaris te betalen van een Eredivisie- speler, dat dit seizoen 276.000 euro bedraagt. Een voetballer van buiten de EU moet dus minimaal 414.000 euro verdienen. Voor spelers tot twintig jaar is dat de helft, 207.000 euro. Gezien de precaire financiële situatie waarin veel clubs verkeren, lijkt de kans op een professionele voetbalcarrière in Nederland voor de Eritreeërs klein, ook al is het zo dat een club in dit specifieke geval geen transfersom hoeft te betalen om een van de Eritreeërs in te lijven. |
‘Het leven in Eritrea is heel zwaar’
Wat bezielde zestien Eritrese voetballers om politiek asiel aan te vragen in Oeganda, hun huizen en familie achter te laten en te kiezen voor een onzekere toekomst in een onbekend land? Sinds hun komst naar Nederland zwijgen ze daarover in alle talen. Kort na hun verdwijning in 2012 meldt echter een Oegandese functionaris, belast met het vluchtelingenvraagstuk in zijn land, aan journalisten van het DPA en de BBC dat ze vanwege ‘de gedwongen militaire dienst’ waren gevlucht. Iets wat een van de voetballers – hij wordt anoniem opgevoerd – enkele dagen later herhaald zou hebben tegenover een journalist van Radio France Internationale. Het is een motief dat Habtom Yohannes, een Nederlandse journalist van Eritrese komaf, niet vreemd in de oren klinkt. “Dat is inderdaad een groot probleem. De militaire dienst duurt volgens de grondwet achttien maanden. Eén jaar politieke training en zes maanden militaire. Maar ik ken mensen die de dienst al tien jaar of langer vervullen. Er is zogenaamd nog steeds een grensconflict met Ethiopië. Omdat Ethiopië nog altijd een bedreiging zou vormen, mobiliseert president Isaias Afewerki alle Eritreeërs.” “Het leven is er toch al heel zwaar”, vervolgt Yohannes. “Er is weinig elektriciteit, weinig brandstof, weinig water en de lonen liggen ontstellend laag. Alleen als je geld hebt kun je voedsel kopen en brandstof op de zwarte markt. Daar komt bij dat politieke situatie in Eritrea al 23 jaar lang heel slecht is. Officieel werd Eritrea in 1993 zelfstandig, maar het was al in 1991 bevrijd. Al die tijd is er maar één persoon aan de macht, president Afewerki, en maar één partij, de op marxistisch-leninistische leest geschoeide People’s Front for Democracy and Justice (PFDJ), die samen werkelijk alle facetten van het leven in het land onder controle proberen te houden. De president praat liever over een front omdat hij en zijn aanhangers geen multi-partij democratie dulden.” Tegenspraak wordt niet geduld, aldus de journalist. “Wie openlijk kritiek heeft op de president of de partij verdwijnt spoorloos of belandt in de gevangenis. Toen vijftien vertrouwelingen van de president in 2001 na de desastreus verlopen grensoorlog met Ethiopië in een aantal onafhankelijke kranten hun verhaal deden en zeiden dat het zo niet langer kon, zijn ze samen met alle onafhankelijke journalisten opgepakt. Wat er daarna met hen is gebeurd, is nog steeds niet duidelijk. Sommigen zitten nog in de gevangenis, van anderen is niet eens bekend of ze nog in leven zijn. Vragen daarover weigert het regime te beantwoorden. De in 1997 geratificeerde grondwet, waaraan ik zelf ook heb meegewerkt, weigert de president nog altijd te implementeren. Het land heeft geen parlement, geen andere instituties en geen vrije pers.” In elk geval bekleedt Eritrea de weinig benijdenswaardige 180ste en laatste plaats op de wereldlijst van persvrijheid, the World Press Freedom Index, opgesteld door Reporters Without Borders. Nog onder Noord-Korea. Voor de goede orde: Nederland staat tweede, achter Finland. |