Als ik mijn voetbalcarrière afsluit, is mijn jeugd voorbij

Onderstaand interview met Klaas-Jan Huntelaar verscheen eerder in nummer 3 van Staantribune, het Nederlandse tijdschrift over voetbalcultuur. Op hun verzoek heb ik het vertaald en met hun toestemming mag ik het hier plaatsen.

 

Klaas-Jan Huntelaar

Tekst: Hielke Biemond, Teun Meurs, Hein Meurs

Foto’s: Thijs Brouwers

 

Ajax, Real Madrid, AC Milan, Schalke 04. Klaas-Jan Huntelaar speelde bij vier topclubs in vier verschillende Europese competities. Staantribune vroeg hem hoe hij de voetbalcultuur in die landen beleefde. Wat volgde was een openhartig gesprek over onder meer de Italiaanse volksaard, de Spaanse leefstijl, de Duitse media en de speciale band met supporters.

 

Aan het einde van een bevlogen relaas van bijna twee uur stelt Klaas-Jan Huntelaar zich voor hoe het is om een voetballer zonder status, geld en gezin te zijn. “Dan zou ik overal heengaan”, klinkt het met een dromerige blik. “Ik ben wel een reiziger, ik vind het boeiend om alles te zien. Een jaartje Australië, Amerika, Argentinië. Een soort backpacken en voetbalschoentjes mee. Kijken waar ik terechtkom. Wat is er mooier dan dat? Maar het botst met andere zaken.”

Spelen bij de Duitse topclub Schalke 04 en met het gezin wonen in de Achterhoek is óók een ideale situatie. Dat de spits rust heeft gevonden, betekent dat hij zijn verlangen naar avontuur enigszins moet beteugelen. Toch blijft er genoeg te zien. Zijn hele carrière al heeft Huntelaar oog voor de cultuur rondom het veld waarop hij voetbalt. Het fascineert en beïnvloedt hem, of de club nu AGOVV heet of Real Madrid.

Clubcultuur

Voetballen in een ouderwets stadion is voor Huntelaar een zeldzaamheid geworden. De oorspronkelijke voetbalcultuur is een beetje vervangen, constateert hij niet zonder spijt. “De mensen blijven eigenlijk het langst zitten. Zij brengen de cultuur van een club met zich mee. Zoals David Endt bij Ajax. En bij Real Madrid heb je ook zo’n man die altijd bij het veld staat. Herrerin heet hij. Eigenlijk doet hij niet zo heel veel, maar hij is gewoon áltijd in het stadion. Die mensen hebben alles zien komen en gaan. Zij zijn de stabiele factor en bewaken de cultuur.”

Stimuleert de ene club de aanwezigheid van zulke mensen meer dan de andere?
“Het gaat niet alleen om stimuleren, ook om geld. Sommige clubs willen vooruit. Zij zien de aanwezigheid van zulke mensen als amateuristisch. Niet goed genoeg, niet professioneel genoeg. Zo worden bepaalde karakters langzaamaan weggehaald, omdat het misschien minder past. Of omdat iemand praatjes heeft.”

Je doelt nu op David Endt, die weg moest bij Ajax?
“Ik weet niet hoe dat is gegaan, ik kan daar moeilijk over oordelen. Maar ik vond hem echt fantastisch. Hij was echt een romanticus. Ik kon het goed met hem vinden.”

Zoek je daarnaar als speler?
“Als je voor een club speelt, moet je een bepaalde binding hebben. Het eerste jaar bij Schalke 04 was mooi, maar ik had toen nog helemaal geen binding met die club. Daarna begon ik een beetje iedereen te kennen. Toen voelde ik meer eenheid. Dat gevoel probeer ik altijd te creëren bij een club. Dat is er niet altijd vanaf dag één. Want het is niet zo dat ik op mijn tiende droomde om in het eerste van Schalke 04 te spelen. Ik was gek van Ajax.”

Werd je in het tweede seizoen bij Schalke 04 daardoor ook beter of waardevoller?
“Op de een of andere manier kan ik mezelf dan meer geven. Het is net als een relatie met een vrouw. Je gaat eerst een keer op stap en trakteert haar op een colaatje. Dan koop je een keer een mooie ketting voor haar. Zoiets groeit door de jaren heen. Qua gevoel komt het nu dichter bij de honderd procent dan wanneer ik ergens word gedropt en om me heen zit te kijken. Als je bij een andere familie binnenstapt, zeg je ook niet: hier ben ik, boem, ik ga even het woord voeren.”

Supporterscultuur

Het is een zeldzaam beeld: Huntelaar na een 4-1 overwinning van Schalke 04 op FC Twente met een megafoon als voorzanger voor de fanatieke aanhang. Interactie met het publiek schuwt de spits zeker niet, maar hij springt er zuinig mee om. “Ik heb tijd nodig om die binding te krijgen”, benadrukt hij. “Ik houd altijd een beetje afstand.”

Verwar die terughoudendheid niet met arrogantie. “Je moet eerst presteren voordat je jezelf lekker voelt. Bij Schalke 04 heb ik een heel goede band met de supporters. Dat komt in eerste instantie door prestaties. De rest komt erbij. Je moet acceptatie voelen. Als je wordt geaccepteerd, ben je thuis. Dat is gek, dat is een gevoel.”

Voel je dat op het veld?
“Op het veld is merkbaar welke spelers ze wel en niet mogen. Bij de één fluiten ze sneller dan bij de ander.”

Dat hoor jij dus, terwijl je met de wedstrijd bezig bent?
“Ik krijg alles mee. En is het niet bewust, dan krijg ik onbewust signalen. Neem een wissel. Fluit het publiek voor die jongen die eruit gaat, of voor iets anders? Voor de trainer? Dat voel ik gewoon.”

Heeft dat invloed op jouw spel?
“Natuurlijk. Om eenheid te voelen, moet ik een barrière doorbreken. Je moet de supporters voor je winnen. Prestaties zijn het middel. Acceptatie afdwingen, daar doe je het voor. Dat houdt je scherp. En als ik dat dan heb afgedwongen, zoek ik toch weer naar iets nieuws wat me kan motiveren. Ik wil niet lui worden.”

Je wilt dan weer een beetje tegengas?
“Ja, dat is gewoon lekker, eigenlijk. Dat is een bepaalde prikkel van buitenaf. De weg naar het overwinnen van die drempel is lekkerder dan wanneer je die acceptatie hebt gewonnen. Want dan is die extra prikkel een beetje weg.”

Wat bedoelde je daar precies mee, het ‘zoeken naar iets nieuws’?
“Of je kunt een nieuwe club zoeken, of je moet gewoon voor jezelf doelen stellen. Die acceptatie door de supporters is er al. Die verlies je echt niet meer. Het is net als in een relatie: als je mensen voor je wint, raak je ze niet meer kwijt. Tenzij je zelf iets belabberds doet. Anders is er voor supporters juist een drempel ontstaan om kritiek te leveren.”

Even terug naar wat je zei over die binding met supporters: je houdt afstand tot fans uit een soort zelfbescherming?
“Niet omdat het rustiger is, maar het is net als met een trainer. Ik hou niet zo van spelers die de hele tijd rond de trainer hangen, bij hem in de buurt zijn, hem lachend aankijken. Dat zijn vaak de vervelende jongetjes van de klas. Ik vind het nog lekkerder als de trainer mij een klootzak vind en hij móet me gewoon opstellen. Dat vind ik het mooist. Want dan weet je dat je echt goed bent. Het jezelf een beetje moeilijk maken, is soms wel lekker.”

Was dat ook al zo toen je jonger was? Hoe ging dat bijvoorbeeld bij sc Heerenveen?
“Daar had ik een heel goede relatie met Gertjan Verbeek, zonder dat ik heel veel met hem praatte. Dat vind ik het fijnst. Met Willy van der Kuijlen had ik in de jeugd van PSV ook een echte gevoelsband. Ook hij gebruikte weinig woorden, toch vond ik hem fantastisch. Hij liet me gewoon gaan. Er was een vertrouwensrelatie. Dat was met Verbeek ook zo. En met Huub Stevens. Het is de mooiste situatie, want dan weet je dat je volledig voor elkaar door het vuur gaat. Dat zijn drie trainers bij wie ik dat het meest extreem heb gehad in mijn carrière. Bij sommige trainers absoluut niet.”

Duitse media

“Parkeren bij Albert Heijn”, laat de spits voorafgaand aan het interview weten. Hij heeft de locatie zelf gekozen: een sfeervolle uitspanning in Doesburg, een stadje op vijf minuten rijden van zijn huis. Dagelijks pendelt Huntelaar op en neer naar zijn club in Gelsenkirchen. Een uur, enkele reis. Dat hij niet in het land woont waar hij voetbalt, ervaart hij als prettig.

“In Duitsland schrijven ze weleens in de kranten dat spelers van Schalke te ver weg wonen bij hun club, en dat ze daardoor heel veel dingen missen. Voor mij was het juist een van de pluspunten om naar Gelsenkirchen te komen, dat ik in Nederland kan wonen in de streek waar ik ben geboren, waar mijn vrouw vandaan komt, mijn familie en iedereen eigenlijk.

In slechte tijden zoeken de media dingen. Dat is typisch Duits. Inzoomen op alibi-dingetjes waarvan ik denk: dat is niet de oorzaak, maar een emotioneel aspect wat misschien goed valt bij de lezers. Daar proberen ze op in te spelen, waardoor er onrust komt. In Nederland vallen ze niet over waar je woont. Daar wordt niet snel over geschreven. In Duitsland ligt dat sentiment iets gevoeliger. Op een of andere manier zien ze je dan niet echt als Duitser. Dat begint in de media. De kranten beïnvloeden de publieke opinie.”

Maar jou niet?
“Nee, ik ben sowieso niet echt gek van nieuws. Want dat is al geweest en een béétje verleden tijd. Ik ben meer bezig met wat nog komt. Ik vind het altijd grappig: de media willen het al hebben nog voordat het nieuws is. Maar dat kan niet, want het is altijd al gebeurd voordat het nieuws is. Neem Prinsjesdag: een week van tevoren willen journalisten de informatie al. Dan denk ik: waarom? Ik hou niet van dat jagen. Dat nieuwsjagen. Hou op. Die mensen komen vanzelf wel en dan doe je netjes verslag. Er moet er altijd weer eentje de eerste zijn. Ik vind het gewoon zielig, bij wijze van spreken.”

Ze zullen zeggen: jij jaagt op doelpunten.
‘Ja, maar dat is nog iets effectiefs. Dit niet. Er moet eerst iets gebeuren en dan geef je het weer zoals het is. Dat kun je heel bombastisch doen, maar ook ingetogen.’

Spaanse leefstijl

Dat jagen op doelpunten zit The Hunter in het bloed. Wat de omstandigheden ook zijn: hij scoort altijd en overal. Een blik op het kader ‘carrière’ volstaat: de specifieke voetbalcultuur krijgt geen vat op hem op dat gebied. “Ik sluit me op een bepaalde manier af ”, zegt hij. “Ik doe mijn ding zoals ik gewend ben: ik kom in het stadion, trek mijn schoenen aan en ga lekker voetballen. Dat is in principe altijd vergelijkbaar. Want ik stap van het ene veld op het andere veld. Alleen ligt het de ene keer wat meer in de zon dan de andere keer.”

Er is één ding waar hij in zijn carrière niet onbewogen onder is gebleven: de taalbarrière. “Ik zit dan in de kleedkamer en weet helemaal niet waarover ze praten. Misschien gaat het wel over mij. Niet bij machte zijn om alles te begrijpen, maakt mij toch wat onzeker. Ik begin voor mijn gevoel dan met een achterstand. Maar als ik het veld op ga, heeft het geen invloed op mijn spel. Dan heb ik toch de vaste looplijnen. In het voortraject kan het wel een bepaalde invloed op me hebben.”

Wanneer was de cultuurschok voor jou het grootst na een transfer?
“Toen ik voor de eerste keer naar het buitenland ging, van Ajax naar Real Madrid. Mijn vrouw en ik moesten de taal leren, op zoek naar een nieuw huis. Een ander leven natuurlijk. Voor tien uur ‘s avonds hoefden we niet te gaan eten, want dan was het restaurant nog gesloten. Ik ben gewend om rond elf uur te gaan slapen. Dan ga ik niet om tien uur nog warm eten. Ik hou ook helemaal niet zo van de hitte, als ik daarin moet werken. De zomermaanden vind ik al warm. Daar is het zeven, acht maanden zomer. Ik kreeg in Spanje een vakantiegevoel.”

Dat klinkt niet prestatiebevorderend.
“Ik gaf wel alles, maar het gevoel was anders. Het was lekker weer. Wat doe je in Nederland als het lekker weer is? Barbecuen. Dat deed ik daar veel, omdat ik vaak thuis moest eten. Mijn ritme werd verstoord. Een topsporter kan niet laat op de avond en in de nacht leven. Ik ging slapen met de airco aan. Het was niet natuurlijk voor een Nederlander.”

Bij Real Madrid heb je kort gespeeld; heb je het gevoel onderdeel van die club te zijn geweest?
“Nee, voor mijn gevoel niet echt. Het was veel te kort. Aan de stad ben ik helemaal niet toegekomen. Die was veel te groot. Het was niet als Milaan, waar alles dicht bij elkaar is. Je kunt er niet een stuk lopen en dan denken: nu heb ik een groot gedeelte van de stad gezien.”

In hoeverre klinkt de Spaanse cultuur door in de club Real Madrid?
“Als we op zaterdag hadden gespeeld, kwam er op zondag altijd een mand met allemaal Spaanse lekkernijen. Dat vond ik wel grappig. Na de training bleef een aantal spelers dan meestal wat eten. Een gazpacho vind ik wel lekker, in de zomer. Dat neem ik nu nog weleens, omdat het doet terugdenken aan die tijd.”

Was er veel van dat soort gezelligheid? Na afloop van de trainingen bijvoorbeeld? “Iedereen praatte alleen maar Spaans. Een paar buitenlanders spraken Engels. Erg intensief werd er niet getraind, het was meer onderhouden. Sowieso was er veel onrust, alleen al door die vele trainerswissels. Daardoor was het ook niet echt duidelijk wie de dienst uitmaakte.

Met de spelersgroep gingen we af en toe iets doen. Raúl ging sowieso nooit mee. Eigenlijk was altijd iedereen er, behalve hij. Ik heb er nooit echt naar gevraagd. Daar was ik niet mee bezig. Ik wist niet eens dat hij Engels kon praten, daar kwam ik later bij Schalke pas achter. Daar kreeg ik ook in de gaten dat hij gewoon heel erg gefocust is.”

Raúl was dus niet de grote speler die bij een club de jonge jongens wegwijs maakte?
“Nee, maar dat gebeurt ook niet zo heel vaak, moet ik zeggen. Het grappige is dat het vaak wordt gezegd. Het is bijna een cliché. Iedereen is gefocust op zijn eigen prestaties. Natuurlijk praat je wel met elkaar als het er zo van komt, maar niet geforceerd.”

Is die focus op de eigen prestatie een spits eigen?
“Nee, want ik spreek meer in algemene zin, over wat ik om me heen zie. Het is ook niet zo dat een speler met een nieuwkomer op huizenjacht gaat. Dat doet iedereen zelf. Iedereen doet gewoon zijn eigen dingen. Of er zijn mensen van de club die dat op zich nemen. Natuurlijk zeggen ze altijd wel: probeer die nieuwe jongens op te va gen. Maar zij moeten zich eerst maar eens bewijzen. Het is niet gelijk een arm eromheen en kom eens lekker bij me zitten. Ze moeten een beetje druk voelen. Hop, eerst presteren. Hoe hoger je komt, hoe extremer dat is.”

Italiaanse volksaard

Hoewel zijn eenjarige verblijf bij AC Milan geen succes werd, genoot Huntelaar van Italië. Alleen al vanwege de voetbaltenues. De stijlvolle kleurencombinaties, de klassieke wapens op de borst. Na vrijwel elke wedstrijd ruilde hij met een tegenstander van shirt. “Italië sprak mij meer aan dan Spanje”, vertelt hij. “Het eten vind ik lekkerder. Spaans eten is vaak een beetje vetter, Italiaans is clean, gezond, zonder al te veel vet.” Hij grijnst. “Italianen zijn wat meer van het uiterlijk. Ze zijn, hoe zal ik het zeggen, wat decadenter dan de Spanjaarden. Dat vind ik op de een of andere manier wel iets hebben. Waar ze in Italië dan weer heel slecht in zijn, is dat ze vrouwen beschouwen als accessoires. Die staan er een beetje bij en moeten mooi wezen. Ze laten de klasse van de man zien. Daar praten ze niet mee. Als ik met mijn vrouw was, keken ze alleen naar mij. Tegen mijn vrouw zeiden ze niets. Dat vond ik niks, en mijn vrouw al helemaal niet. Geef haar Spanje maar. Mannen en vrouwen zijn daar meer gelijk.”

Maar jij voelde je wel thuis in Italië?
“Vooral de beleving van voetbal in Italië vond ik wel geweldig. Die bezetenheid: je komt het op straat tegen, het is overal. Het zit echt in hun volksaard.”

Toch zullen de mensen zich jou later zeker niet herinneren om jouw Italiaanse tijd.
“Nee. Het voetbal vond ik in Spanje veel leuker om te spelen. Positiever. In Italië werd voetbal echt werk. Ze gaan uit van de nul houden. Het sprak mij helemaal niet aan. AC Milan was een van de clubs die nog wel redelijk offensief speelden. En ons elftal vond ik al veel te defensief.”

Komt die afkeer vooral door jouw positie in het veld?
“Als je verdediger bent en je gaat naar Italië, heb je het makkelijk. Als je het daar niet redt, dan weet ik het ook niet. Verdedigers zijn daar overlevers. In Spanje wordt veel sneller gefloten door de scheidsrechter. Als je daar valt, krijg je bijna gelijk een vrije trap. In Italië was dat absoluut niet zo. Het was daar een uitnodiging als je met je rug naar een tegenstander stond. Hup, de man en de bal. Dat is daar normaal. Maar ik vond het wel meevallen hoe goed ze zijn. Het is meer zo dat er heel veel van zijn, dan dat ze heel goed kunnen verdedigen. Eigenlijk zijn Spaanse verdedigers beter dan Italiaanse, omdat die meer in de ruimte moeten verdedigen. Italianen spelen veel compacter, dan is het makkelijker om de bal of iemand te raken.”

Hollandse School
Binnenlandse transfers hebben hem nooit aanpassingsproblemen opgeleverd. Zelfs niet toen hij als dorpeling van sc Heerenveen naar Ajax ging en de luwte van de provincie verruilde voor de harde prestatiecultuur van de stad. “Dat ik me meteen thuis voelde bij Ajax, kwam door mijn prestaties. Als ik niet meteen doelpunten had gemaakt, weet ik niet hoe ik me dan had gevoeld. Presteren is het belangrijkst. De rest loopt wel.”

Haastig neemt hij een slok, om zijn enthousiaste woordenstroom niet te lang te hoeven onderbreken. “En voor mij was spelen voor Ajax ook nog datgene wat ik altijd wilde. Wat je binnen handbereik hebt, wil je pakken ook. Voor mij was het: hup, ik pak het gelijk. Het was geen wraak op PSV. Maar wel lekker. Zo van: zie je wel. De bevestiging voor mezelf. Bij PSV wist ik: daar kom ik niet doorheen. Dat merkte ik aan alles. Hoe ik werd benaderd. Toen vond ik dat heel gek. Als ik nu terugkijk, kan ik het wel begrijpen. Voor de positie van keeper en spits zoeken clubs zekerheid.”

Van het tweede elftal van PSV naar AGOVV, was dat geen cultuurschok?
“Helemaal niet, eigenlijk. De club speelde voor het eerste jaar in het profvoetbal. Voor mij was het iets positiefs dat ik elke week speelde op een niveau wat ertoe deed. Het was lekker met voetbal bezig zijn. De rest was helemaal niet belangrijk. Ik had een contractje. Ik maakte me eigenlijk niet echt druk, maar ik wilde wel presteren. In mijn ogen was het bij wijze van spreken de eredivisie. Dat gevoel. Het was voor het eerst dat ik me echt belangrijk voelde voor een team, op de jeugd na dan.”

Heb je soms heimwee naar die tijd?
“Nee. Het was mooi, maar ik heb nooit echt heimwee ergens naar gehad. Omdat ik toch steeds vooruitging. Al kan ik soms wel terugverlangen naar de jeugd. De échte jeugd, voordat ik bij een profclub zat. Toen was ik negen jaar. Die tijd was het leukst. Helemaal geen druk, niks. Lekker een wedstrijdje spelen in het weekend. Als het even kon speelde ik er drie. Dan was ik de hele dag op de club. Dat was gewoon het mooist. Maar, ik kijk niet meer met die kinderogen van toen. Als ik nu terugga naar die amateurclub, speel ik niet meer in de jeugd. Dan zit ik al bij de veteranen. Dan heb je overgemotiveerde senioren die je van achteren neer willen maaien.”

Lukt het om de liefhebber in jezelf te behouden als je zo lang aan de top speelt?
“De liefhebber zit er altijd wel in. Ik wilde altijd trainen, zo veel mogelijk voetballen. Maar naarmate ik ouder word, krijg ik steeds meer het idee dat ik mijn jeugd afsluit. En daarbij ook een beetje mijn voetbalcarrière. In de jeugd was ik altijd aan het voetballen, ik zoog alles op wat met voetbal te maken had, ik wist alles van voetbal, ik volgde alles. Naarmate ik ouder word, is dat ietsjes minder. Ik vind dat wel jammer.”

Pardon? Heb je steeds meer het gevoel dat je je voetbalcarrière afsluit?
“Als ik mijn voetbalcarrière heb afgesloten, heb ik voor mijn gevoel ook meteen mijn jeugd afgesloten. Dan pas begint mijn volwassen leven. Dat is het, denk ik. In eerste instantie is een voetballer niet aan zijn carrière aan het bouwen, dan is het meer plezier, genieten. Op een gegeven moment wordt het dan je carrière, je werk eigenlijk. Maar ik zie het niet echt als werk.”

Ben je bang voor het einde van je loopbaan?
“Nee, als dat moment komt, dan komt het.”

Voetbalcultuur

Zonder een spoor van twijfel benadrukt Huntelaar dat hij van alle landen waarin hij doelpunten heeft gemaakt, zich het meest verwant voelt met de Nederlandse voetbalcultuur. “Daar ben ik mee opgegroeid. Dat ben ik. Ik ben Nederlands. Niet Italiaans, Spaans of Duits. Als ik naar de beleving kijk, hou ik het meest van de Italiaanse. Maar het maakt het minder mooi omdat de stadions daar niet vol zitten. De Turkse en Schotse voetbalbeleving vind ik het allermooist. Daar zijn ze het fanatiekst. In Engeland ook wel, maar met een bepaalde klasse. Dat grenst niet aan gekte. In Turkije en Schotland wel.”

Zou je in een van die twee landen willen spelen?
“Dan heb ik het alleen over voetbal. Qua leven denk ik niet dat het ideaal is.”

Voelt het als een gemis dat je niet in Engeland hebt gespeeld?
“Aan de ene kant vind ik dat wel jammer. Aan de andere kant: je hebt het niet altijd precies voor het zeggen of voor het uitstippelen. Ik ben eigenlijk te vroeg naar Schalke gekomen. Dit is de ideale situatie om te eindigen. Ik vind Engeland wel heel mooi, qua beleving en voetbalcultuur en de authentieke stadions. Maar er zijn veel plussen en minnen.”

Waren er geen clubs of was het je gezinssituatie?
“Er zijn weleens Engelse aanbiedingen geweest, maar het is ook niet zo dat ik elk jaar bij wijze van spreken naar Chelsea kon.”

Als je vrijgezel was geweest, had je in Engeland gespeeld?
“Dan was het misschien wel eerder gebeurd. Dan had ik misschien steeds maar één jaar bij een club gespeeld en dan was ik weer verder gegaan.”

Zou je ook kunnen voetballen in een land waar amper een voetbalcultuur is?
“Ik ben een paar keer op trainingskamp geweest in zo’n land. Er is daar niks. Neem Qatar, dat spreekt me niet aan omdat het geen echt voetballand is, zoals Argentinië bijvoorbeeld. Of misschien als ik alleen was geweest en ik een beetje ging rondreizen. Dan zou ik gek zijn om het geld niet te pakken.” Grijnzend: “Ik kan ook weer doorreizen, toch?”

Zou de politieke situatie in een land je ervan kunnen weerhouden om een grote zak met geld te gaan halen.
“Ik kan niet de hele wereld veranderen, al zou ik dat wel graag willen. Naar bepaalde landen zou ik sowieso niet gaan. Qatar niet, Saoedi-Arabië niet.”

Het Moderne Voetbal

Met een overblijfsel uit de oerperiode van de sport ageren supporters tegen de industrie die is ontstaan. Beschilderde lakens worden gebruikt om de afkeer van het moderne voetbal duidelijk te maken. “Natuurlijk kan ik me daar iets bij voorstellen”, zegt Huntelaar. “Voetbal wordt helemaal commercieel gemaakt om er zoveel mogelijk geld uit te persen. De hele wereld draait alleen maar om geld. Daar verzetten mensen zich tegen.”

Heb jij dat sentiment zelf ook, dat het hedendaagse voetbal je eigenlijk niet aanstaat?
“Sommige dingen staan mij minder aan. Bijvoorbeeld hoe de Champions League in elkaar zit. Dat is leuker zoals het vroeger was, maar dat brengt minder geld op. Nu blijven uiteindelijk de sterkere teams over, de financieel krachtigste clubs. Dat is gewoon een commercieel concept. Voor het publiek is het leuker als de kleinere club ook kan winnen. Als je er meer een knock-out van maakt, blijven ook soms de mindere teams over. De sterkste overleeft. Meer een boksgevecht. Dat is eigenlijk eerlijker.”

Voel je je thuis in de voetbalwereld?
“In het spel zeker.”

Alleen in het spel?
“Na een wedstrijd kan ik kiezen wat ik doe. Op de club blijven hangen, naar huis gaan. Op televisie komen, interviews geven. Eigenlijk is alles mogelijk. Ik doe gewoon lekker relaxed. Ik heb niet zoveel vrije tijd.”

Is er door de invloed van het grote geld nog wel een onderscheid tussen voetbalculturen?
“Het onderscheid tussen sommige clubs verdwijnt misschien wel, als ze er geen aandacht aan besteden. Maar neem Schalke 04. Laatst is er een musical gemaakt over de hele club, van 1904 tot nu. Daarin merk je dat de makers heel erg het verleden omarmen en proberen uit te dragen. Ze willen het hele verhaal vertellen. Dat leeft daar ontzettend. Schalke is een club voor en van het volk. De mensen hebben bijna niks, maar ze hebben wel Schalke. Het is echt een soort bindmiddel. De club probeert dat natuurlijk te vermarkten, dat is een strategie. Maar het is ook echt zo. Uiteindelijk bepaalt het publiek dat. Anders zou het zich van de club afkeren. Dat is het mooie. Supporters geven applaus of ze pakken zakdoekjes. En dan houdt het op. Zo is het voor de spelers, maar ook voor de club. De supporter zit altijd aan de knop: wegwezen of blijven. Publiek heeft echt de macht, en zeker bij Schalke 04.”

Speel je voor de supporters?
“Je begint met voetballen voor jezelf en in zekere zin blijft dat ook zo. Je denkt niet meteen aan supporters of publiek. Maar naarmate je ouder wordt en voor meer publiek gaat spelen, verandert dat wel. Dan is er wel een extra drijfveer om mensen die hun laatste geld voor een club geven met zoiets simpels als een doelpunt zo blij te maken, zoveel emotie te geven. Dat schept een band voor het leven. Vanuit die mensen, maar ook voor mezelf. Of een land. Kijk hoe gek Nederland werd tijdens het WK 2010. Dat is toch het mooiste wat er is? Dat je door je hobby mensen zo euforisch kunt maken. Dat vind ik het meest ontroerende aan voetbal. Het moment dat Patrick Kluivert in 1995 in Wenen de winnende maakte voor Ajax, toen stond ik echt op de bank. Toen had ik bij wijze van spreken tranen in mijn ogen. Terwijl Kluivert echt niet weet dat hij mij daarmee een bepaald gevoel heeft gegeven. Dat gevoel heb ik opgeslagen en ik dacht: dat kan ik ook.”

Besefte jij toen je op het WK 2014 in de slotfase uit een strafschop de late 2-1 tegen Mexico maakte dat er op de bank talloze kleine Huntelaartjes zaten te kijken?
“Dat is het meest intense moment wat ik tot nu toe heb meegemaakt in mijn carrière. Een nederlaag op het laatste moment ombuigen in een overwinning. Het gekke is dat als je het zelf doet, je je er minder bewust van ben. Het gevoel dat ik kreeg toen Kluivert de winnende maakte, breng ik dan zelf teweeg. Naar mijn helden kijk ik anders dan naar mezelf. Ik zie mezelf niet zo als een held. Ik weet hoe ik ben, dat maak ik al dertig jaar mee. Maar ik weet wel hoe ik toen naar Kluivert keek. Dat gevoel ken ik heel goed.”

Geef een reactie