Onderstaand essay verscheen ruim twee jaar geleden in Trouw. Het is van de hand van Jan Vorstenbosch (foto). Jan Vorstenbosch (1952) is filosoof en voetbalkenner. Hij doceert ethiek en is onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. In 2010 kwam zijn boek ‘Voetbalgek’ uit. Hij reageerde enthousiast op mijn verzoek het naar het Engels te mogen vertalen en heeft meteen een postscriptum geschreven, waarin hij zijn ideeën over het onderwerp uiteenzet sinds de publicatie van het essay. Dit postscriptum volgt onder het artikel.
Doellijntechnologie als spelbreker

John Terry probeert in de EK-wedstrijd Engeland-Oekraïne op 19 juni 2012 de bal voor de doellijn weg te werken. De scheidsrechter heeft niet in de gaten dat Terry te laat is. Heel tv-kijkend Europa ziet dat in de herhaling wel. FOTO AP
Op het voetbalveld beheers je je, ook bij pech. Dan zijn camera’s op de doellijn helemaal niet nodig, betoogt voetbalfilosoof Vorstenbosch. En kan de scheids lekker fluiten
Dinsdagavond 19 juni 2012, EK voetbal. Nederland heeft ons teleurgesteld in zijn eerste wedstrijden en het zal alleen maar erger worden. Maar vanavond wordt het gesprek beheerst door iets anders, Thuisland Oekraïne verliest met 0-1 van Engeland, omdat de arbitrage een situatie verkeerd beoordeelt als de Engelse verdediger John Terry met een omhaal de bal achter de doellijn weghaalt. De voetbalwereld is in rep en roer over de kwestie van elektronische hulpmiddelen bij de arbitrage.
Voorzitter van de wereldvoetbalbond Fifa, Sepp Blatter, twittert dat ‘doellijntechnologie nu niet langer een alternatief is, ‘maar een noodzakelijkheid’. De meeste tweets vergeet je terwijl je ze leest, maar deze vraagt en verdraagt wel enige uitleg. Wat heeft de eerder zo onverzettelijk conservatieve Blatter over de streep getrokken? Waarom nu, en niet na de arbitrale misser in 2010, toen de scheidsrechter niet zag dat een afstandsschot van de Engelsman Frank Lampard via de onderkant van de lat een halve meter achter de doellijn neerkwam? Waarom ‘noodzakelijk’?
De meeste voetbalregels zijn niet noodzakelijk, ze zijn toevallig ontstaan en veranderbaar, of juist niet als er geen goede redenen zijn. Ik mag het niet denken, maar zou de noodzakelijkheid die Blatter ineens voelt iets te maken hebben met het financiële belang dat de fabrikanten van systemen, zoals Hawkeye, hebben bij de invoering van cameracontrole in vele tientallen stadions?
Een van de principes die de commissie die over voetbalregels gaat hanteert, is dat van de eenvoud van het spel. Het belang van dat principe wordt meestal ten onrechte weggehoond. De huidige situatie is eenvoudig: de scheidsrechter heeft het uitsluitende en wettige gezag om een doelpunt goed te keuren. Als hij ‘het’ verkeerd heeft gezien en de bal over de lijn is geweest, is het eenvoudig, maar ook gemakkelijk om een bak scheldwoorden over hem uit te storten. ‘Het’, de unieke situatie, is dan inmiddels gepromoveerd tot een eindeloos herhaald en ingezoomd beeld waarop iedereen ‘met eigen ogen’ kan zien dat de scheids een fout heeft gemaakt. De herhaling ondermijnt de autoriteit van de scheids luttele seconden na zijn beslissing. Letterlijk tienduizenden zitten erbij en kijken ernaar.
Wordt het geen tijd om missers van de scheids recht te zetten met een technologisch systeem van doellijnbewaking?
Ik denk van niet. Uit de afgelopen veertig jaar EK en WK voetbal hebben bij mijn weten welgeteld drie gevallen ‘overleefd’ waarin elektronische doellijncontrole een rol had kunnen spelen.
Ongetwijfeld is het aantal gevallen in de Champions League en de eredivisie groter, maar men kan zich serieus afvragen of de miljoeneninvestering loont, gegeven het geringe aantal gevallen. En gelukkig heeft Michel Platini, voorzitter van de Europese voetbalbond Uefa, dat inmiddels ook gedaan.
Maar er zijn meer argumenten tegen en die hebben met eenvoud te maken. De doellijnsystemen maken de situatie in drie opzichten ingewikkelder.
Ook deze systemen kunnen misschien fouten maken, programmeringsfouten, of hardwarefouten als een bal de lat doet trillen. Interessanter is een structureel probleem. Een systeem als hawkeye (haviksoog), dat de bal volgt in het spel, is gebaseerd op een complexe omzetting van data in beeld, het is niet simpelweg een herhaling op tv of een ‘finishfoto’.
Er zijn genoeg redenen om te twijfelen aan de onfeilbaarheid van de elektronische paus

Voor de kwartfinale van de Fifa clubkampioenschappen op 9 december in Toyota (Japan) test de scheidsrechter met een bal de doellijntechnologie die in de wedstrijd gebruikt gaat worden. (Dit is een andere foto!)
Deze omzetting kent een onvermijdelijke foutenmarge, zowel vals positief – bal is niet over de lijn, maar systeem zegt van wel – als vals negatief: bal is wel over de lijn, maar systeem zegt van niet.
En die foutenmarge wordt belangrijker naarmate de vraag of de bal ‘helemaal’ over de lijn is geweest, nauwer luistert. Het is dus goed mogelijk dat hawkeye juist in grenssituaties een autoriteit krijgt toebedeeld die het systeem niet verdient. Bij videoherhaling kan bovendien iedereen de situatie ‘met eigen ogen’ beoordelen, zij het achteraf, en vanuit de comfortabele positie die de scheidsrechter mist. In het systeem van hawkeye moet je ‘geloven’, zonder iets te kunnen controleren. Ongetwijfeld zal men dat geloof opbrengen – het is al vaker gezegd: technologie is de nieuwe religie. Maar er kunnen wel degelijk redenen zijn om te twijfelen aan de onfeilbaarheid van de elektronische paus.
Het argument waar de meeste verwarring over is; is dat fouten van de scheidsrechter ‘onrechtvaardig’ zijn voor een team. Ik vermoed dat men daarbij als model de situatie voor ogen heeft van een veroordeelde verdachte die op grond van later beschikbaar gekomen DNA-onderzoek kan worden vrijgepleit.
De rechter zat dus ‘objectief’ fout. Een scheidsrechter heet echter niet voor niets een scheids-rechter en geen rechter. Hij heeft het gezag gekregen om ter plekke knopen door te hakken bij de toepassing van regels in spelsituaties waar twee strijdende partijen op elkaar botsen en de confrontatie in goede banen moet worden geleid. Het gaat niet om een handeling die in een veel verder verleden heeft plaatsgevonden. De scheidsrechter moet meteen iets doen op grond van zijn beste waarneming, zodat het spel verder kan.
Rechtvaardigheid ligt in het voetbal anders dan in het recht, en heeft vooral betrekking op gelijke kansen om te winnen. Wat is er rechtvaardig aan als de bal onderkant lat achter en niet voor de lijn terechtkomt? Wat is er rechtvaardig aan als een elftal met grof en verdedigend spel met de winst gaat strijken door een blunder van de keeper aan de andere kant? Wat is er rechtvaardig aan als een elftal zijn beste speler kwijtraakt doordat die uit de wedstrijd wordt geschopt door een verdediger en daardoor verliest? Niks onrechtvaardigs aan. Hoort allemaal bij het spelletje!
Maar dan kunnen we toch ook een incidentele blunder van de scheidsrechter bij het spelletje laten horen?
Waarom blijven mensen dan hardnekkig geloven in de onrechtvaardigheid van incidentele scheidsrechterlijke blunders? De scheidsrechter is tenslotte ‘ook maar een mens’. Er is geen opzet in het spel. De oorzaak is dat het professionele voetbal draait om grote belangen, om geld, en om prijzen. Men denkt in termen van ‘recht hebben’ op de juiste beloning in overeenstemming met een prestatie. En prestatie en beloning worden gedacht in termen van ‘arbeid’ en ‘loon’.
Door de inzet van camera’s ga je de scheidsrechter zien als een slechte camera
Het benadeelde team is-het ‘slachtoffer’, omdat het recht had op het ‘zuivere’ doelpunt, omdat het daar alle belang bij heeft. Het had dit recht ook gekregen als die ‘blinde vink’ van een scheids goed gekeken had: ‘Het is wel mijn brood’ – hoor je ‘gedupeerde’ en verongelijkte profs dan zeggen. Per saldo is er geen ‘recht’ op de winst, maar spannen beide teams zich in om te winnen in een gereguleerde confrontatie waarin regels, strategie, kunde, inzet, maar ook heel veel toeval een rol spelen. Elftallen kunnen zich van een van die toevalligheden, de kans dat de scheidsrechter een fout maakt, minder afhankelijk maken door voor de winst te gaan.
Dat brengt me bij andere argumenten vóór het handhaven van de huidige situatie, vóór de eenvoud en vóór het eerherstel van de scheidsrechter. Net als de spelers is iedere scheidsrechter bezig met een moeilijke en belangrijke activiteit, namelijk naar beste kunnen goed en eerlijk leidinggeven aan het vlotte verloop van het spel. Dit is ongeacht het niveau een helse klus, gegeven de rivaliteit en de emoties die zelfs bij profs hoog kunnen opspelen.
Goed fluiten, zo weet ik uit eigen ervaring, is in veel opzichten moeilijker dan goed voetballen – het stelt hoge morele, sociale, conditionele eisen, maar vooral ook eisen op het gebied van waarneming, snelheid van beslissen en durf. De scheids wordt vaak gezien als iemand die thuis onder de plak zit, of als een masochist, maar voor mij is hij een held van deze tijd, een eenzaat die verantwoordelijkheid neemt in een wereld waarin velen daarvoor wegduiken. Accepteren dat de scheids fouten kan maken, zoals vaak met de mond beleden wordt, betekent praktisch gezien dat je in je strategie rekening moet houden met zijn feilbaarheid, en niet moet zeuren als hij fouten maakt.

WK 2010: De Duitse keeper Manuel Neuer heeft het nakijken. De bal passeert ruimschoots de doellijn, maar de scheidsrechter kent Engeland geen doelpunt toe. Vanaf dit moment is invoering van slimme technologie in het doel onafwendbaar.
Camera’s op de doellijn werken op twee manieren deze situatie van respect en acceptatie tegen. Ze ondermijnen het gezag van de scheidsrechter omdat ze een zichtbare herinnering zijn aan de feilbaarheid van de scheidsrechter. De perfecte ‘waarneming’ van camera’s draagt bij aan de tendens om de scheids als een slechte camera te zien, een minkukel die ‘zijn ogen in z’n zak heeft’. Dát vind ik nou onrechtvaardig. Bovendien, camera’s dragen ertoe bij dat de scheidsrechter niet scherp gehouden wordt om de situatie goed waar te nemen, want voortaan doet zijn waarneming er niet meer toe.
Oog voor de markante rol van de scheidsrechter als iemand met eigen kwaliteiten en kwetsbaarheden maakt het spelletje interessanter, het houdt de menselijke maat in stand en het houdt de kosmos, de orde die heerst op het speelveld, overzichtelijk en uniek.
Uitslagen in het moderne voetbal worden steeds meer van enkele, vaak met willekeur omgeven, momenten afhankelijk. In het verlengde daarvan concentreert de discussie zich steeds meer op dat wat er aan die spaarzame momenten nog ‘te reguleren’ valt. Maar juist dat is de dood in de
pot. Juist door de mogelijkheid van de scheidsrechterlijke fout te handhaven, dwingt men spelers meer om verantwoordelijkheid te nemen en niet te vertrouwen op de scheidsrechterlijke onfeilbaarheid.
De discussie zou veel meer moeten gaan over regelveranderingen die de geest van het voetbal respecteren, die elftallen uitdagen om hun risicomijdende gedrag te laten varen en die het aantal doelpunten omhoog brengen. In mijn boek ‘Voetbalgek’ (Lemniscaat, 2010) heb ik daarvoor een aantal voorstellen gedaan. Laat de wedstrijd zo vlot, uniek, oorspronkelijk en spannend mogelijk verlopen, en laat hen die verzuimden om met de kop naar voren de wedstrijd in hun voordeel te beslissen niet na afloop klagen over dat ene moment dat de scheidsrechter er even niet bij was.
Ten slotte, overal ter wereld, op tienduizenden veldjes wordt gevoetbald. Slechts op enkele honderden van die veldjes, ofwel stadions, zouden camera’s kunnen worden geïnstalleerd. Zoals de situatie nu is, is het spelletje op welk niveau en waar het ook gespeeld wordt, ondanks alle verschillen qua spelregels uniform. Camera’s en andere innovaties doorbreken deze uniformiteit. Het spelletje binden aan dezelfde spelregels houdt het herkenbaar voor iedereen.
Een voetbalwedstrijd is geen verplichtende arbeid, met aan het einde het loon dat men verdient, maar een ongewis spel, waarin voor het oog van anderen kunde en karakter worden uitgedaagd, en vrouwe Fortuna en de man in het zwart hun eigen rol spelen. Het is in die vorm een unieke vorm van menselijk handelen, en een spiegel van het al even onzekere leven. Doellijntechnologie is daarbij meer spelbreker dan toevoeging.
Camera’s: Fifa voor, Uefa tegen
Sepp Blatter, de voorzitter van de Wereldvoetbalbond Fifa, zegt zeker te weten dat camera’s op de doellijn helpen. Het WK voor clubs was vorige week de eerste internationale competitie met gebruik van de zogeheten doellijntechnologie. Twee systemen worden getest: GoalRef (dat werkt op basis van een magnetische chip en een speciale bal) en Hawk-Eye (dat werkt met camera’s en al bekend is van het tennis). Eén van beide systemen zal gekozen worden om gebruikt te worden op de Confederatiebeker in juni en op het WK van 2014, beide in Brazilië. Voorzitter Michel Platini van de Europese voetbalbond Uefa blijft zich verzetten tegen technologische hulpmiddelen. Hij vindt doellijntechnologie vooral veel te duur. Platini: “Het kost 50 miljoen euro om in vijf jaar doellijntechnologie te introduceren in de competities. Dat geld geef ik veel liever uit aan de ontwikkeling van het voetbal zelf. Als er een scheidsrechter achter doel staat, als hij een meter van de lijn staat en als hij een goede bril heeft, kan hij toch zien of de bal de lijn al dan niet heeft overschreden.” Platini blijft voorstander van de huidige Uefa-arbitrage met vijf mensen: één scheidsrechter, twee lijnrechters en twee bijkomende scheidsrechters aan de doellijnen.
Naschrift bij “Geef mij maar een scheids”
Bovenstaand artikel verscheen twee jaar geleden in Trouw. Inmiddels heeft de KNVB doellijntechnologie geïntroduceerd. In een aantal eredivisiestadions werd beurtelings voor een paar maanden tijd zo’n systeem gebruikt.
Denk ik, door de ervaringen met deze technologie, nu anders over dit onderwerp? Ik wil graag op deze vraag reageren met drie opmerkingen; de diepere analyse van de veranderingen komt op een later tijdstip aan de orde. Momenteel werk ik aan een boek waarin ik een systematisch toekomstbeeld schets voor het voetbal en waarin ik mijn ideeën over de rol van de scheidsrechter nader uitwerk binnen een breder normatief regelkader.
Mijn eerste opmerking betreft het onbeduidende aantal gevallen waarin doellijntechnologie belangrijk is geweest. Ik kan me twee gevallen herinneren waarbij er twijfel bestond of de bal al dan niet de doellijn was gepasseerd en Hawkeye de doorslag gaf. Natuurlijk is het relatief lage aantal gevallen op zich geen goed argument, tenzij we naar de kosten gaan kijken. Maar wat wel interessant is – en wat een opstapje naar mijn tweede opmerking vormt – is dat in een aantal gevallen de technologie eigenlijk overbodig was omdat uit herhaling van de videobeelden dezelfde conclusie zou zijn getrokken. Bovendien geldt dat waar het een kwestie van millimeters wordt, de vraag rijst of het systeem wel de juiste beslissing heeft genomen ten aanzien van de ‘werkelijke’ positie van de bal, aangezien het systeem te maken heeft met een foutmarge van 3 tot 5 millimeter. Daar er nog andere factoren van invloed zijn, zoals de manier waarop de lijn is getrokken, de trillingen van het doelraamwerk en de druk van de bal, worden de ontwerpers van het systeem gedwongen beslissingen te nemen die wellicht niet-neutraal zijn voor wat betreft de resultaten die het systeem oplevert t.a.v. de ‘werkelijke’ situatie. Zie voor de controverse over de foutmarge deze link: https://scoreboardjournalism.wordpress.com/2014/04/06/what-is-the-error-margin-of-goal-line-technology/ (met dank aan Ben van Maaren).
Ten tweede heeft het enthousiasme rond doellijntechnologie en de vermeende onpartijdigheid en onfeilbaarheid daarvan tot een hernieuwde roep om videobeelden geleid en meer in het algemeen tot een second opinion ten aanzien van scheidsrechtersbeslissingen in het voetbal. Maar er zijn belangrijke verschillen tussen doellijntechnologie en videobeelden. Videobeelden leveren een min of meer getrouwe weergave, een kopie, van een situatie. Het kan dan gaan om een momentopname, een finishfoto of een live herhaling van een reeks acties. Doellijntechnologieën zoals Hawkeye, daarentegen, vertalen de situatie op grond van data. Zo laten zij een geformaliseerd, mathematisch-fysiek geordend patroon zien van de ‘originele’ situatie. Deze vertaling is voor het menselijk oog niet zichtbaar; het is een middel, een instrument, en je moet geloven in de uitkomst ervan. De crux hier is dat doellijntechnologie de menselijke scheidsrechter niet een hulpmiddel biedt om in tweede instantie een oordeel te vellen, maar dat het in feite de plaats inneemt van het oordeel van de menselijke scheidsrechter.
Ten derde, en dit is het belangrijkste punt, lijkt het op het eerste gezicht alsof door dit verschil tussen ‘plaats innemen’ en ‘second opinion‘ doellijntechnologie minder controverse oproept dan videobeelden, omdat het bij de laatste vaak (zeker waar het de intentie van een speler betreft) een kwestie van interpretatie is en dit veel meer invloed heeft op het spel, omdat dit moet worden stilgelegd. Hoewel doellijntechnologie dus meer voor de hand lijkt te liggen, is het filosofisch gezien wellicht nog interessanter, aangezien het ten minste twee belangrijke aspecten van ’s werelds populairste balsport aangaat.
Het eerste aspect betreft de zuiverheid van de wedstrijd als een publieksevenement, binnen zijn eigen tijd-ruimte, die zo veel als maar mogelijk is los staat van alle externe invloeden. Doellijntechnologie is zowel letterlijk als symbolisch iets wat zich aan de rand van deze tijd-ruimte en de zuiverheid daarvan bevindt, en wel omdat het de beslissing uitbesteedt aan een technologisch systeem dat de sport als zodanig helemaal vreemd is. Bovendien onttrekken de processen en mogelijke manipulaties van dat systeem zich volkomen aan zowel spelers als publiek. (Het was ditzelfde gebrek aan feitelijke en openbare traceerbaarheid dat in Nederland tot de afschaffing van de stemmachines heeft geleid. Dit zou de keerzijde van de veronderstelde onpartijdigheid van het systeem kunnen zijn.)
Het tweede aspect betreft het scheppen van evenwicht tussen de diverse elementen van voetbal, zoals de rol en invloed van balvaardigheid en spelbeheersing, het lot, risico’s nemen, strategie, moed en strijdlust, en fair zijn. Door de rol van de scheidsrechter bij het voetbal terug te dringen en zelfs in diskrediet te brengen, wordt de illusie versterkt dat het spel zelf kan blijven zoals het is, nu recht zal worden gesproken door onfeilbare ‘expertsystemen’ die in staat zijn situaties van een paar tellen terug te reconstrueren. Het idee wordt niet eens overwogen dat door het accepteren van toevallige gebeurtenissen – niet alleen arbitrale fouten; er zijn er veel meer – de waarschijnlijkheid van dergelijke gebeurtenissen de teams zou dwingen een andere houding aan te nemen, het spel open te houden, meer strijdlust en aanvalsdrift aan de dag te leggen. Waar men zich eigenlijk de vraag zou moeten stellen welke regels kunnen worden ingesteld om de mooie voetbalsport voor de toekomst te behouden (een toekomst die door allerlei commerciële, economische, technologische en politieke invloeden al zwaar onder druk staat) lijken de meeste mensen zich liever aan de voeten te werpen van een totem van moderne technologie als de redder van de sport. Wederom verdringt de mythe van de technologie de boeiende en unieke elementen van een menselijke activiteit met zijn eigen geschiedenis en mythologie, die – om in de juiste toon te eindigen – in leven worden gehouden door onwillekeurige maar menselijke fouten die scheidsrechters maken bij hun waarneming of de bal al dan niet over de lijn is.
Er kan nog veel meer worden gezegd over deze twee aspecten, en dat zal ook wel gebeuren. Echter, op basis van de empirische ervaringen met doellijntechnologie, zie ik geen aanleiding om mijn standpunt dienaangaande te wijzigen.
Jan Vorstenbosch, 17 juli/7 september 2015